menu

Interview 02, heropvoeding jeugdige politieke delinquenten

Project:

Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten
Realisatie project:
Cogis
Tijdsbestek:
1930-1950
Locatie:
Den Haag, 's Hertogenbosch, Graz, Gransee, Kiev, Charkov, Prochorovka, Smolensk, Kursk, Dukhovshchina, Leningrad, Sint-Petersburg, Narva, Kanuka, Johvi, Riga, Waldlager, Stettin, Libau, Golnov, Halbe, Berlijn, Beelitz, Berlitz, Magdeburg, Burg, Gardelegen, Sennelager, Peine, Vught, Rhijnauwen, De Bilt, Scheveningen
Toegang:
Dit interview is niet direct beschikbaar. Voor de toegang tot het interview gelden beperkende voorwaarden.
Meer projectdetails
Dit interview is niet openbaar beschikbaar. Toegang tot het interview kunt u aanvragen bij DANSKNAW via de volgende link

U kunt hier naar fragmenten zoeken

Meneer, geboren in 1924, groeide op in een gezin dat in de jaren dertig te maken kreeg met de gevolgen van de economische crisis. Zijn vader werd vóór de oorlog lid van de NSB, een keuze waar zijn moeder niet geheel achter stond maar wel in berustte. Tijdens de bezetting kwam meneer in aanraking met Duitse propaganda om een opleiding te volgen als Duitse soldaat. Tegen de wil van zijn ouders in meldde meneer zich, kreeg een vooropleiding van een paar maanden in een kazerne in Den Bosch en ging vervolgens naar de opleiding van de SS in Graz, Oostenrijk. Toen was hem al duidelijk dat er van zijn verwachtingen weinig terecht zou komen. In de winter van 1941/1942 leerde meneer omgaan en het onderhouden van verschillende wapens. De jongens in Graz werden opgeleid om te vechten aan het Oostfront. Door tegenvallende opleidingsresultaten werd meneer niet met zijn compagnie naar de frontlinie gestuurd, maar ingezet als bewaker van de Nederlandse Ambulance (onder Duitse leiding), die net achter de frontlinie verantwoordelijk was voor de eerste opvang van gewonde soldaten en burgers. De Nederlandse Ambulance trok mee met het Oostfront, zette op verschillende plaatsen in Rusland (en huidige Oekraïne), Estland en Duitsland veldlazaretten op, die regelmatig door partizanen onder vuur werden genomen. Meneer vertelt over de gevechten aan het front, de gewonden, het gebrek aan middelen naarmate de oorlog langer duurde, de dood van bijna al zijn collega’s, het oprukkende Russische leger en de verstikkende angst om te leven met de wetenschap ieder moment zelf het leven te kunnen laten. Uiteindelijk is meneer krijgsgevangen gemaakt in de Amerikaanse zone, heeft doorgebracht in verschillende kampen in Duitsland en België. Daar werd hem bekend, mede door het bezoek van de Nederlandse Politieke Opsporingsdienst (POD), dat jongens zoals hij in Nederland werden beschouwd als een landverraders. Twee jaar na het einde van de oorlog kwam meneer uiteindelijk als Jeugdige Politieke Delinquent terecht in Nederland en kwam vervolgens via kamp Vught, kamp Rhijnauwen, en kamp Duindorp in Scheveningen in de cellenbarakken van Scheveningen. In deze periode kreeg hij regelmatig bezoek van de POD en de kinderrechter en moest meerdere malen op formulieren aangeven wat hij tijdens de oorlog had gedaan. Van enige ‘heropvoeding’ was in zijn ogen geen sprake. In augustus 1948 kwam zijn zaak voor het tribunaal en werd meneer in vrijheid gesteld (met drie jaar voorwaardelijk), onder de voorwaarden dat hij 3 jaar lang meldingsplicht had bij Bureau Bijzondere Jeugdzorg, niet in militaire dienst mocht treden, tien jaar niet mocht stemmen en geen ambtenaar mocht worden. Meneer heeft deze geschiedenis zijn hele leven met zich meegedragen en nooit eerder met iemand besproken.

Andere interviews over Heropvoeding jeugdige politieke delinquenten